Op 29 maart 2019 is het nieuwe mobiliteitsbudget dan toch in het Staatsblad verschenen. Dat betekent niet alleen dat u als werkgever het mobiliteitsbudget vanaf nu kunt toekennen aan uw werknemers, maar ook dat er eindelijk opheldering komt over de vele details van het budget.
Wat is het mobiliteitsbudget?
We hebben het mobiliteitsbudget al uitgebreid besproken in dit artikel. Samengevat komt het erop neer dat het nieuwe mobiliteitsbudget werkgevers wil helpen om hun werknemers meerdere vervoersoplossingen aan te bieden binnen een bepaald budget. Het mobiliteitsbudget voorziet hiervoor drie mogelijkheden of ‘pijlers’:
1. Kiezen voor een milieuvriendelijkere wagen
Dit zijn elektrische wagens of wagens met een CO2-uitstoot van maximaal 105 gr/km (waarde voor 2019; wordt verlaagd naar 100 gr/km in 2020 en 95 gr/km in 2021). Voor oplaadbare hybride wagens moet de energiecapaciteit van de elektrische batterij minstens gelijk zijn aan 0,5 kWh per 100 kg wagengewicht.
2. Kiezen voor andere, duurzamere vervoersmiddelen en oplossingen
Voorbeelden zijn (elektrische) fietsen, steps, abonnementen en tickets voor openbaar vervoer, collectief vervoer of een deeloplossing …
3. Het budget dat niet is opgebruikt in de twee vorige pijlers uitbetaald krijgen
Als er op het einde van het jaar nog geld over is in het mobiliteitsbudget van de werknemer, wordt het saldo in één keer uitbetaald, ten laatste samen met het loon van januari van het daaropvolgende jaar (dus voor de eerste keer in januari 2020). Dit bedrag is onderworpen aan een bijzondere werknemersbijdrage van 38,07% maar is vrijgesteld van sociale bijdragen.
Hoe zit het nu met de Total Cost of Ownership?
Eén van de belangrijkste vragen die tot nu toe niet was opgeklaard, was hoe de reële jaarlijkse werkgeverskost van de bedrijfswagen die men inruilt, zou worden berekend. Een belangrijke vraag nochtans, want deze ‘Total Cost of Ownership’ of TCO bepaalt de omvang van het mobiliteitsbudget voor elke werknemer.
Gelukkig is er nu wel duidelijk een standpunt ingenomen. De TCO bestaat volgens de overheid niet alleen uit de jaarlijkse brutokostprijs van de bedrijfswagen, maar omvat ook de fiscale en parafiscale lasten, de brandstofkosten, de solidariteitsbijdrage, verzekeringen, enz. Zelfs carwash- en parkingkosten mogen meegerekend worden, op voorwaarde dat deze kosten ook vóór het mobiliteitsbudget werden doorgerekend aan de werkgever.
Iedere werknemer zal dus een ander budget ontvangen in functie van de wagen die hij inruilt en zijn vroegere brandstofverbruik.
Wat dan met werknemers die geen bedrijfswagen hebben maar er wel voor in aanmerking komen? Voor hen kunt u als werkgever het budget bepalen op basis van de bedrijfswagen die geldt voor de functiecategorie waartoe de werknemer behoort.
De ultieme FAQ: mobiliteitsbudget.be
Omdat het mobiliteitsbudget nog tal van andere vragen opriep bij de concrete uitwerking binnen bedrijven, heeft de overheid samen met de publicatie in het Staatsblad een nieuwe website ontwikkeld: www.mobiliteitsbudget.be.
Die website biedt uitgebreide antwoorden op meer dan zestig algemene en gedetailleerde vragen, zowel op praktisch als op juridisch, fiscaal en administratief vlak. Voorbeelden van vragen op de website zijn bijvoorbeeld “Moet de werkgever nog tussenkomen in de kosten voor het woon-werkverkeer van de werknemer?” of “Op welke manier wordt de kostprijs van een milieuvriendelijke bedrijfswagen vastgesteld en verrekend in het mobiliteitsbudget?” We raden u daarom aan deze website goed uit te pluizen vooraleer u met het mobiliteitsbudget start.
Starten met het mobiliteitsbudget?
Begin dan met het creëren van een mobiliteitsrekening op naam van de werknemer. Met deze gegevensdatabank kunt u als werkgever o.a. het budget toekennen, opvolgen en stopzetten per werknemer. Een werknemer krijgt met de mobiliteitsrekening een zicht op zijn functiecategorie, het beschikbaar saldo, details bij functiewijziging en andere interessante details over zijn uitgaven.